Interessant artikel van geschreven door Gino Bauwens CEO van onze klant Partner in Benefits over aanvullend pensioen :
Gevolgen van een beurscrash op de verplichte rendementsgarantie van de werkgever inzake aanvullend pensioen.
Dit verslag heeft niet de pretentie om volledig te zijn of een antwoord op alle vragen in te vullen.
ALGEMEEN
Werkgevers kunnen kiezen om hun pensioengelden te beleggen in een tak 23 of een tak 21.
TAK 21 = resultaatverbintenis met de verzekeraar
Tot pakweg een aantal jaren geleden had elke onderneming een groepsverzekering in een verzekeringscontract tak 21. Een tak 21 pensioenproduct waarborgt naast het behoud van de inleg (de gestorte premies) een bepaald rendement op de opgebouwde pensioenreserves. Dit gewaarborgd rendement kan jaarlijks verhoogd worden met een (niet-gewaarborgde) winstdeelname.
Deze keuze is gebaseerd op een filosofie van veiligheid en zekerheid. Hij wil zijn financiële risico’s beperken. De werkgever kiest dus voor een pensioenoplossing met een resultaatsverbintenis.
Bij een beurscrisis moeten de verzekeraars hun verbintenis blijven nakomen.
TAK 23 = middelenverbintenis met de verzekeraar
Nogal wat verzekeraars hebben de laatste maanden hun klanten overtuigd om in een tak 23 scenario te stappen. Dit met het argument dat beleggen in aandelen/beleggingsfondsen op lange termijn een hoger rendement oplevert. Indien de werkgever kiest om in een tak 23 pensioenproduct te stappen dan neemt hij het beleggingsrisico volledig voor zich. Immers de verzekeraar sluit in tak 23 geen resultaatverbintenis af, maar een middelenverbintenis. Het resultaat is immers afhankelijk van de beleggingsstrategie en niet gegarandeerd.
STANDPUNT PARTNER IN BENEFITS
Hoe staat Partner in Benefits hier tegenover?
Partner in Benefits heeft, tegen de markttendens in, haar klanten blijven adviseren om pensioenpremies te storten in een tak 21 pensioenproduct.
De Wet op de aanvullende pensioenen legt immers de minimale rendementsgarantie, dit is het minimale rendement dat de werkgever verplicht moet garanderen bij uitdiensttreding en overdracht van de reserves of bij pensionering, bij de werkgever en NIET bij de verzekeraar. Het instappen in een tak 23 product geeft geen garantie naar de toekomst toe, noch voor de reserves noch voor de rendementsgarantie. De prognoses van de beleggingsfondsen zijn enkel gebaseerd op de prestaties uit het verleden niet voor de toekomst. Indien het rendement van de verzekeraar ontoereikend is zal de werkgever het verschil zelf moeten bijpassen.
Sinds 2016 bedraagt deze wettelijke minimale rendementsgarantie 1,75% op de werkgeverstoelage en op de werknemersbijdrage.
WAT KUNNEN DE GEVOLGEN ZIJN VOOR DE ONDERNEMING?
Wat moet de werkgever mogelijks bij financieren?
Op de werkgeversstortingen moet de werkgever een minimumrendement van 1,75% op de gestorte premies voor het pensioendeel waarborgen, na aftrek van een maximum van 5% kosten en van eventuele risicopremies.
Op de werknemersstortingen moet de werkgever een minimumrendement van 1,75% op de gestorte premies waarborgen, zonder aftrek van kosten en na aftrek van eventuele risicopremies.
Bij een ernstige beurscrash kunnen de gevolgen groot zijn. De kans op schommelingen van de onderliggende waarde van de tak 23 polis kan zorgen voor een ernstig tekort ten aanstaan van de WAP-garantie die de werkgever moet bieden.
Bij uittreden zal het bedrag van de verworven reserve vastgelegd worden, inclusief de WAP-rendementsgarantie van de werkgever. Bij pensionering worden de reserves en de rendementsgaranties berekend. Zijn er tekorten dan is de werkgever de pineut.
Overschakelen naar tak 23 groepsproduct houdt dus risico’s in. De verzekeraar belegt de premies zonder enige vorm van garantie in het kader van de WAP en de werkgever draait voor alle verliezen op.
De vraag kan gesteld worden hoe de verliezen op de beurs zich verder gaan opstapelen door het stilvallen van de economische activiteit door het corona virus. En wat als een bedrijf hierdoor medewerkers moet ontslaan en tegelijkertijd de garanties van de WAP moet aanbieden…